verhalenwedstrijd 2021 (inzending 15)

Dit verhaal is een inzending voor de verhalenwedstrijd 2021, georganiseerd door Cultuur Overdag in het kader van de Boekenweek 2021 met als thema ‘Tweestrijd’.

Tweestrijd

door Bram Soetendal (Nuenen)

Vol weerzin stap ik uit de auto op de bijna verlaten parkeerplaats … ik wil dit helemaal niet.
Maar haar telefoontje, nauwelijks twee uur geleden, maakte me op niet mis te verstane wijze duidelijk dat er gepraat moest worden.
Ik had geen tijd, nee … ik wilde geen tijd, eerst nog een belangrijke afspraak. Die ik verpestte; mijn hoofd was een en al chaos. “Meteen daarna dan …” dat was nu.
We liepen het duinpad op. De motregen was gestopt. Zal ik haar hand vastpakken, of juist niet, nu niet … Tijdens de rit hiernaartoe was er nauwelijks een woord gewisseld. Toch, bijna automatisch wilde ik haar hand pakken. Nijdig trok ze die terug.
Even verder probeerde ik de ijzige stilte te doorbreken: “Zullen we de rode route nemen … ” Geen antwoord, dus rechtdoor naar geen-idee waarnaartoe.
Ik wist donders goed waarover ze me wilde spreken, maar ik wilde dat gesprek zo lang mogelijk uitstellen. Dat zou niet lukken, voor me uit schuiven was het enige dat restte.
“Ben blij dat het nu droog is …”
Heel kort keek ze me van opzij aan met een holle blik. Meende ik een traan te zien?
Ze stapte stevig door, veel sneller dan anders tijdens onze heimelijke wandeltochtjes.
Mijn gedachten tolden: Ik wil dit niet, maar het moet, het duurt al te lang, niet meer terug, geen uitvluchten meer, … ik wil hier weg, gewoon op zakenreis of zo, verdwijnen.
“Kwam lastig uit, jouw telefoontje, ik kon eigenlijk echt niet weg … ‘k moet wel om half vijf terug zijn, dan heb ik nog een klant” Ik probeer het luchtig te zeggen, maar ik hoor m’n onvaste stem.
“Stik toch …”
Er komt ons een welkome wandelaar tegemoet, even tijd om na te denken.
“Je klonk zo opgefokt aan de telefoon” Ik probeer haar aan te kijken, maar haar blik blijft stuurs naar de grond gericht. Zelfs als ze zo kijkt vind ik haar onweerstaanbaar aantrekkelijk.
Dan opeens: “We moeten praten … zo wil ik niet langer”
“Hoezo niet ..?” Wat klink ik opeens stóm.
Als een salvo komen de woorden eruit: “Als jij denkt dat je me nog langer kunt belazeren, dan heb je het mooi mis. Zeggen dat je zoveel van me houdt en met me verder wilt. En tegelijkertijd plannen maken voor een verbouwing van jullie huis. Hoe denk je dat dat voelt … ik ben geen dweil die je steeds opnieuw kunt uitknijpen. Je zegt steeds ‘nog even’ omdat je je kinderen nu niet in de steek kunt laten … nee, nu niet … nog steeds niet … maar wanneer dan in godsnaam wél!”
“uhh….” Ik weet niet wat te zeggen en blinde paniek maakt zich van me meester, ik ga haar kwijtraken!
“Je weet dat ik vreselijk veel van je hou en dolgraag met je verder wil, maar dit vreet zo aan me. Ik geloof je niet … je gaat toch geen verbouwingsplannen maken als je werkelijk met mij verder wilt … leg dat maar eens uit … ach, stik toch, ik weet toch dat je dat niet kunt uitleggen … heb je enig idee hoeveel ik van je hou!” Tranen biggelen nu in zwarte mascarastrepen over haar wangen. Ik wil haar zo graag vastpakken, maar ik heb de moed niet, weer niet.
“Ik hou ook vreselijk veel van jou, dat weet je toch … natuurlijk wil ik met je verder … je weet toch dat de kinderen nu op een rotleeftijd zijn om weg te gaan. Ze beginnen net te puberen. Anouk kan het niet alleen aan, dat weet je toch ook”

Informatie delen:
%d bloggers liken dit: