verhalenwedstrijd 2021 (inzending 18)

Dit verhaal is een inzending voor de verhalenwedstrijd 2021, georganiseerd door Cultuur Overdag in het kader van de Boekenweek 2021 met als thema ‘Tweestrijd’.

Toentertijd

door Henk van Mierlo (Nuenen)

Het is februari 1958 als ik voor achttien maanden in militaire dienst moet. Het blijkt als snel dat ik nog een specialistenopleiding krijg als radiotelegrafist, die drie maanden extra vraagt.
Tenslotte komen er nog vier maanden bij als ik, op voorstel van de compagniescommandant, de onderofficierenopleiding ga volgen.
Na die tijd werk ik bij de Technische dienst van de PTT voor 250 gulden per maand.
Ik ben dan al getrouwd en heb een dochtertje.
Het leger heeft inmiddels, naast de dienstplichtigen en het beroepskader behoefte aan personeel dat wat langer aanblijft en roept een regeling in voor dienstplichtigen die hun diensttijd omzetten in een contract voor vier jaar (Kort Verband Vrijwilligers, KVV-ers) en ook mensen die na hun diensttijd vier jaar willen bijtekenen (Vrijwillig Nadieners), In beide gevallen wordt er na die vier jaar een jaarsalaris extra uitgekeerd.
Hoewel ik in hevige tweestrijd sta omdat mijn baan bij de PTT me zo goed bevalt besluit ik toch terug naar het leger te gaan. Het salaris voor een sergeant, ruim honderd gulden in de maand meer, geeft de doorslag.

Begin april 1962 krijgt het 17e Bataljon uit Oirschot waar ik gelegerd ben, opdracht om zo snel mogelijk in te schepen om de Nederlandse troepen in Nederlands Nieuw Guinea te gaan versterken. De spanningen zijn nogal opgelopen.
Indonesië eist het bestuur over Nieuw Guinea op, maar Nederland is van plan de Papoea’s zelf te laten beslissen over hun (staatkundige) toekomst.
Men is al met de bouw begonnen van de zetel ten behoeve van de inmiddels ingestelde Nieuw Guinea Raad, de eerste stap naar democratie.

Inderhaast wordt een selectie gemaakt van militairen die wel of niet mee moeten. We moeten op de ‘organieke oorlogssterkte’ komen en daarvoor worden, voor de opengevallen plaatsen, mensen uit andere legereenheden toegevoegd aan het Bataljon.
Vooral ons verbindingspeloton krijgt veel nieuwe mensen uit andere infanteriebataljons toegevoegd.
Er moet zo snel mogelijk aan teamvorming worden gewerkt. Dat wordt dus op de militaire manier opgelost met schietoefeningen en exercities.
De schietoefeningen zijn nodig omdat we onze UZI’s (een klein soort mitrailleur) vanwege NAVO-afspraken niet mogen gebruiken en derhalve met de karabijn moeten oefenen.
Ik moet als instructeur naast een soldaat staan die het schieten moet oefenen. Dat geldt overigens voor alle banen waarop geoefend wordt.
Op een keer tref ik wel een zeer onzekere schutter, die zich met het geladen geweer omdraait en me bijna overhoop dreigt te schieten.
Je moet dan kalm blijven en even uitleggen dat de schietschijf aan de andere kant te vinden is.
Dat dit niet in op de allervriendelijkste toon gebeurt, moge duidelijk zijn.

Exercitie is nodig, vindt men, om de teamgeest te bevorderen. En dat gebeurt.
Het is sport van onderofficieren om het peloton zover mogelijk voor je uit te laten marcheren en vervolgens de marcheercommando’s over het exercitieterrein te brullen.
Maar als het peloton recht op een gebouw afmarcheert en ik ‘Hoofd der colonne links’ commandeer, luistert er niemand en loopt de club rechtdoor de struiken in en staat ze, keurig pas op de plaats makend, hun lach in te houden. Afgesproken werk.
Ze hebben me niet gehoord zeggen ze.
Ik sta even te denken wat ik moet doen. Kwaad worden en verder de exercitie in de looppas laten uitvoeren of?…
We zijn maar wat vervoegd aan de kantinepauze begonnen.
(Elke keer dat er een reünie van dit peloton plaatsvond werd me fijntjes verteld hoe ze me bij de neus hebben genomen.)

Informatie delen:
%d bloggers liken dit: