Dit verhaal is een inzending voor de verhalenwedstrijd 2021, georganiseerd door Cultuur Overdag in het kader van de Boekenweek 2021 met als thema ‘Tweestrijd’.
TWEESTRIJD
door Willeke Oskam (Geldrop)
Recent dook in mijn geest het beeld op van mijn overleden moeder zittend op de roden bank met in haar hand geklemd de huissleutels.
Zoals vaker de laatste jaren zijn we op vakantie in Zutphen. Ik zit op een metalen bank- starend naar de rivier de IJssel –samen met mijn echtgenoot. We zijn in onze eigen gedachten verzonken. De zon is nog volop aanwezig en verwarmt ons. Op het wandelpad lopen 2 mannen met ieder een fiets aan de hand. Kijkend naar de bewegingen van de sturen, zijn ze druk in gesprek. Tijdens het passeren, raakt één van de wielen, het linkerbeen van mijn partner. Geschrokken roept hij hard: ‘Kijk uit, heren.’ De man loodst soepel zijn fiets in de tegengestelde richting. ‘U hebt vast bij het circus gewerkt.‘Inderdaad zit ik in een dansgroep.’ De mannen lopen door en vervolgen hun gesprek.
Op de zomeravonden zijn hier altijd veel mensen op de been. Jong en oud. De schoonheid van deze plek bekoort ons. We worden in de tijd teruggezet. De kalmte en de uitgestrektheid van de IJsselvallei spelen een rol. De verstilling slaat toe en opent nieuwe kamers in jezelf. Je komt tot rust.
Er loopt een oude mevrouw op het gras, die voordurend haar hoofd draait alsof ze zoekende is. De mevrouw blijft nu staan en kijkt verwilderd om zich heen. Zeker 9, 10 minuten of langer staat ze daar. Er is iets met haar aan de hand. Ik besluit naar haar toe te gaan. ‘Kan ik iets voor u doen, mevrouw?’ Ze kijkt mij alleen eventjes aan, slaat haar ogen naar beneden. ‘Zoekt u iets?’ Ze heft haar hoofd omhoog en kijkt mij langer aan. ‘Ik zoek mijn huis…,’ zegt ze weifelend. ‘Woont u in Zutphen?’ Ja, ja. Dan grijpt ze met haar hand in de zak van haar vest. Ze haalt er een papiertje uit en laat dit mij zien. Mevrouw de Jonge, IJSSELKADE 25, Zutphen. ‘ Mevrouw de Jonge?’ Ja, ja, mompelt ze. Met een rustige stem zeg ik: ‘Dan breng ik u wel naar uw huis.’ Ze reageert verheugd, pakt mijn hand vast. Ze knijpt in mijn hand. Samen lopen we richting IJsselkade. Al snel komen we aan bij haar huis. ‘Hebt u de sleutel in uw zak?’ Mevrouw graait in haar zakken en de sleutel komt te voorschijn. Ze lacht nu. Steekt de sleutel in het slot, opent de deur. Dan trekt ze met haar linkerhand aan mijn hand. ‘Drinkt u een kopje thee bij mij.’ Ik aarzel geen moment.
Ze loopt naar de keuken, vult de ketel met water en plaatst deze op het gasstel. Snel kookt het water en maakt ze thee voor ons klaar. De kopjes en de theepot plaatsen ze op een blaadje en loopt samen met mij naar de overvolle woonkamer. ‘Gaat u daar zitten bij het raam.’ Een kopje met thee krijg ik in mijn handen gedrukt. Zij gaat op de roden fluwelen bank zitten. ‘Ik woon hier al 40 jaar. Mijn man is 6 jaar geleden overleden.’ Er volgt een lange stilte. Ze kijkt naar een grote foto op het dressoir van een man met een borstelige snor zoals die van Albert Einstein. ‘Uw man? Ja. Was hij natuurkundige? Hij was procureur bij de Rechtbank in Zutphen. Ik woon hier nu alleen. Wilt u meer thee? ‘
‘Ik word meer vergeetachtig’. Onverwacht stopt ze haar handen in de zakken van haar vest. Haar sleutels komen te voorschijn. Met haar handen omklemt ze de sleutels. ‘Ik wil uit dit huis gedragen worden, weet u’. Ze begint luid te snikken…