Dit verhaal is een inzending voor de verhalenwedstrijd 2021, georganiseerd door Cultuur Overdag in het kader van de Boekenweek 2021 met als thema ‘Tweestrijd’.
HET BABYJASJE
door Annemieke Southout (Nuenen)
Mevrouw van Montfoorts pennen tikken driftig op en neer. Ze komt vandaag een eind met het breien van het babyjasje. Op de foto heeft het een puntige capuchon en van die schattige berenknoopjes. Jammer dat haar handen soms niet meewerken. Artrose is het en dat wordt met de tijd alleen maar erger. Gelukkig houdt ze haar hersens soepel met cryptogrammen. Ach, al komt ze weinig buiten, het leven is zo slecht nog niet. Straks wordt ze oma. Ze staat op, strekt voorzichtig haar rug en sloft naar de keuken om een kop koffie te maken.
In haar hoofd zeurt een stemmetje, ‘Je bent te voorbarig. De ivf-poging van je zoon en schoondochter kan ook op niets uitlopen. Dan zit je daar met je babyjasje.
’Dat stemmetje negeert ze het liefst, zoals ze haar hele leven al moeilijkheden uit de weg is gegaan. Toen haar man op jonge leeftijd overleed en zij met Edwin achterbleef, deed ze haar best het normale leven zo snel mogelijk op te pakken. Het was verdrietig, maar het zou wel slijten. Niet alles verdwijnt als je het onder het tafelkleed veegt.
Het telefoontje van de arts-assistent komt helemaal aan het eind van de middag. Saskia durft niet op te nemen, dus pakt Edwin de hoorn. ‘Meneer van Montfoort, het spijt me, uw ivf-poging heeft helaas geen bevruchte eicellen opgeleverd. Het heeft geen zin om verder onderzoek…’
Saskia heeft haar nagels tot bloedens toe afgebeten. We gaan op de bank zitten en ik trek haar tegen me aan. ‘Huil, maar’, zeg, ik. De enorme leegte maakt dat onmogelijk.
Later in de week maken we innig verstrengeld, een boswandeling. Merels fluiten, takken kraken zacht onder onze voeten. Plotseling bukt Saskia zich om een stuk boomschors op te rapen, dat ze van alle kanten bekijkt, voor ze het voorzichtig terug legt.
‘Hoe vertellen we het jouw moeder? Zij leeft al maanden op haar eigen roze wolk’, zucht Saskia.
Ik haal mijn schouders op. ‘Gewoon eerlijk zijn. Ik ga me niet in allerlei bochten wringen.’
Elke woensdag rijd ik van kantoor naar mijn moeders huis om samen met haar te eten. In het begin van onze relatie had Saskia daar grote moeite mee.
‘Edwin, je hebt nu een relatie met míj, je bent toch niet je moeders papkindje?’
‘Ach, zoek er niks achter. Het gaat al jaren zo.’
Nog steeds hoeft mijn moeder maar te kikken, of ik sta voor haar klaar. Saskia heeft zich daar eindelijk bij neergelegd. We staan even stil bij een ven, waarboven vliegjes dansen.
‘Jíj moet het haar vertellen, Ed.’
‘Waarom? Je gaat toch wel mee?’
‘Ik twijfel nog. Het wekt verkeerde verwachtingen.’
‘Nou en? Alles draait niet om haar.’
Een paar dagen later zit ik alleen in de leren fauteuil tegenover mijn moeder.
‘Én Edwin?’ klinkt een benauwd stemmetje.
Ik pulk aan een velletje bij mijn nagel. Vermijd mijn moeders blik. Alles ademt perfectie hier. Nergens een pluisje, geen klontje aarde op de vensterbank. De geur van stoofvlees vult de kamer. Elke week mijn lievelingseten. Zo zit de wereld niet in elkaar. Opeens blijft mijn blik hangen bij een breiwerkje op het wandmeubel. Ik spring op en loop ernaar toe. Het is een geel babyjasje in wording.
‘Wat ís dit?
‘Ik ben alvast begonnen, jongen’.
‘Nee’.
Met één armbeweging maai ik het jasje van de kast.